CVSE | Geen vrome wens
"Politieke verandering vereist vooruitziende politici die de kansen op politieke ommekeer grijpen", staat er aan het begin van het hier gepresenteerde boek. Dit geldt inderdaad voor alle tijden, toen en nu. Destijds, midden jaren zeventig, gaven politici in zowel het Oosten als het Westen blijk van politiek gezond verstand. Er woedde een Koude Oorlog tussen de blokken die twee tegengestelde sociale systemen vertegenwoordigden. De wereld balanceerde meer dan eens op de rand van een nieuwe, derde wereldoorlog, of zelfs een nucleaire confrontatie. De Cubaanse rakettencrisis, proxy-oorlogen in Azië en Afrika, een duizelingwekkend escalerende wapenwedloop... En toen Helsinki, het hoopvolle jaar 1975.
Wat bijna niemand vandaag de dag weet of waar hij over spreekt: het initiatief kwam van het "Oostblok". Op 5 juli 1966 stelden de landen van het Warschaupact, de echte socialistische tegenhanger van de NAVO, tijdens hun bijeenkomst een "Conferentie over Europese Veiligheidsvraagstukken" voor. Het voorstel werd gesteund door vertegenwoordigers van communistische en arbeiderspartijen uit Europa, die het jaar daarop, van 24 tot en met 26 april 1967, bijeenkwamen in Karlovy Vary, Tsjechië. De invasie van Tsjecho-Slowakije door de landen van het Warschaupact op 20/21 augustus 1968 en de gewelddadige onderdrukking van de "Praagse Lente", deden echter twijfels rijzen over de integriteit van het initiatief van het Oostblok.
Ondertussen was het aantal politici in het Westen dat interesse had in détente echter toegenomen. Op 11 april 1969 gaven vertegenwoordigers van de NAVO-landen te kennen bereid te zijn in Washington te onderhandelen. En al op 9 mei bood de Finse regering aan een voorbereidende bijeenkomst in Helsinki te houden.
Om een beschaafde wereldorde mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de belangen van die staten en volkeren die al veel te lang worden beschouwd als de "Derde Wereld" en worden behandeld als onvolwassen kinderen, worden erkend.
Dit uiterst actuele boek verscheen precies op tijd voor de 40e verjaardag van de Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) in Helsinki. Het zal geen verrassing zijn dat een van de redacteuren historicus Peter Brandt is, de oudste zoon van de eerste sociaaldemocratische bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland, Willy Brandt, die met zijn Nieuwe Oostpolitiek een sleutelrol speelde in de weg naar Helsinki. Mede-redacteuren zijn de Oost-Duitse politicoloog Dieter Segert en het al jarenlang SPD-lid van de Bondsdag, Gert Weisskirchen.
Het auteurschap is divers, met stemmen uit zowel het Oosten als het Westen, mensen met academische verdiensten en politieke ervaring, en gelukkig ook burgerrechtenactivisten onder hen. Vooral laatstgenoemden speelden een rol in de maatschappelijke veranderingen van het laatste derde deel van de twintigste eeuw aan beide zijden van het 'IJzeren Gordijn'.
De redactie benadrukt herhaaldelijk dat de geschiedenis open is. En dat betekent dat politieke actie van bijzonder groot belang is. De Conferentie van Helsinki van 1975 markeerde het begin van de transformatie van de Sovjet-invloedssfeer, die in 1989 een symbolisch hoogtepunt bereikte met de val van de Berlijnse Muur. Men zou het ook botter kunnen stellen: met de omwentelingen in Oost-Europa en de ineenstorting van de Sovjet-Unie kwam de CVSE aan een betreurenswaardig en schandelijk einde. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), die daaruit voortkwam en op 1 januari 1995 het internationale toneel betrad, is nu nog maar een schim van wat ze ooit was.
Peter Brandt, Dieter Segert en Gert Weisskirchen spreken van een "dubbele breuk in de geschiedenis": "De ene, het einde van het autoritaire staatssocialisme, ging gepaard met het einde van de Oost-Westconfrontatie. Deze was verbonden met de hoop op een vreedzame wereld. De andere, de langzame afbrokkeling en vernietiging van de reeds gelegde fundamenten van deze orde van gemeenschappelijke veiligheid, leidde tot de diepe crisis in de mondiale politieke verhoudingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd."
De grote verdienste van dit boek is dat het niet alleen terugblikt, maar ook het heden analyseert en vooruit durft te kijken, waarbij mogelijke uitwegen worden geschetst. Vermoedelijk ook om onterechte insinuaties te voorkomen, benadrukken de redacteuren dat de huidige wereldwijde politieke crisis "niet uitsluitend het gevolg is van het handelen of nalaten van actoren uit Oost- en West-Europa", en voegen ze er, uit innerlijke overtuiging, aan toe: "En evenmin is de crisis uitsluitend geworteld in de zoektocht van de Russische elite naar een manier om haar heerschappij na de catastrofale jaren negentig veilig te stellen."
Zij lokaliseren de oorsprong van de huidige wereldwijde crisis ook in de omwentelingen in de internationale financiële wereld in 2008, alsook in de nu aanzienlijk "veranderde machtsverhoudingen tussen de oude wereldmacht, de Verenigde Staten, en de opkomende wereldmacht, China. Tegen deze achtergrond verloren de principes van détente hun relevantie en herwon de geopolitiek, het streven van grote en middelgrote mogendheden om hun invloedssferen veilig te stellen, hun belang."
Tegenwoordig zijn het niet alleen "de twee grote conflicten, de oorlog in Oekraïne en het Midden-Oosten, die ons terecht zorgen baren", waarschuwen de redacteuren. Ze wijzen op de vele andere uitdagingen waarmee de mensheid vandaag de dag wordt geconfronteerd: een wirwar van crises en conflicten, waaronder klimaatverandering en een hernieuwde, krankzinnige wapenwedloop. Deze worden in de bijdragen van de deskundige auteurs uitgebreider besproken.
Peter Brandt, Dieter Segert en Gert Weisskirchen benoemen het alternatief waar we vandaag de dag mee te maken hebben: "Er ontstaat óf een wereld van toenemende positiestrijd tussen oude en nieuwe grootmachten, tussen het 'Westen' en opkomende staten van het 'Globale Zuiden', waarin het gevaar van een laatste confrontatie (een 'Derde Wereldoorlog') schuilt... Of de politiek slaagt erin, ondanks deze gevaren, de weg te vinden en energiek te volgen naar een nieuwe, beschaafde, rechtvaardigere wereldorde."
Om dit laatste mogelijk te maken, moeten de belangen worden erkend van die staten en volkeren die veel te lang zijn genegeerd, door het Westen zijn weggezet als "ontwikkelingslanden" of "Derde Wereld" en behandeld als onvolwassen kinderen. "Voor een nieuwe Europese veiligheidsorde is het ook belangrijk dat China, als staat waarvan de belangen en macht zich uitstrekken tot in de Europese ruimte, wordt betrokken bij de onderhandelingen over een Helsinki 2.0-akkoord", benadrukken de redacteuren. "De toekomstige Europese veiligheidsarchitectuur zal in ieder geval ingebed moeten zijn in een multilaterale, op regels gebaseerde wereldorde."
Een andere belangrijke taak is het moderniseren van de VN, het aanpassen van de structuur ervan aan de huidige geopolitieke wereldkaart, die 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog volledig is veranderd. Peter Brandt, Dieter Segert en Gert Weisskirchen schromen niet om hun stoutmoedige hoop uit te spreken: "In het beste geval zou er een orde kunnen ontstaan waarin regionale militaire allianties overbodig zouden zijn. Dit zou de mogelijkheid om de ernstige, existentiële problemen waarmee deze planeet kampt, aan te pakken enorm versnellen." Hun wens zou wel eens niet alleen "Gods oor" kunnen bereiken, maar ook de oren van alle politici ter wereld, de hoofden van alle mensen. Dit is geen vrome wens.
Peter Brandt/Dieter Segert/Gert Weisskirchen (red.): Dubbele breuk in de geschiedenis. De verandering in Oost-Europa na de Helsinki-conferentie van 1975 en de toekomst van de Europese veiligheid. J. H. W. Dietz, 576 pp., hardcover, € 38. Evenementtip: nd-Hofkino, "The Helsinki Effect", een documentaire van Arthur Franck; voorafgegaan door een discussie met Karin Schüttpelz (beleidsadviseur buitenlands en veiligheidsbeleid) en Walter Baier (Europees links), onder leiding van Uwe Sattler, 1 augustus, aanvang 15.00 uur, Franz-Mehring-Platz 1, 10243 Berlijn.
nd-aktuell