Loonsverlagingen voor huisartsen bij het Constitutionele Hof
Volgens İHA news zijn de wijzigingen van de Overeenkomst- en Betalingsregeling voor Gezinsgeneeskunde, algemeen bekend als de "Sigma-formuleregeling", die op 1 november 2024 van kracht werd, ter beoordeling voorgelegd aan het Constitutionele Hof.
In de rechtszaak die door de Hekimsen-vakbond was aangespannen, werd verzocht de betreffende regeling nietig te verklaren, omdat deze onrechtmatig en ongrondwettelijk zou zijn.
"VEEL ARTIKELEN ZIJN ONGRONDWETTIG"Naar aanleiding van Hekimsens verzoek oordeelde de Raad van State, die de zaak behandelde, dat verschillende artikelen in de verordening in strijd waren met de Grondwet en verwees de zaak door naar het Constitutionele Hof. De artikelen waarnaar het Hof verwees, hebben betrekking op aftrekposten en boetes die aan huisartsen en zorgverleners in de gezondheidszorg worden opgelegd op grond van omstandigheden buiten hun macht.
Enkele van de belangrijkste punten die Hekimsen in zijn juridische bezwaar aanhaalt, zijn onder meer het niet verlengen van contracten wegens het niet halen van screening- en monitoringsdoelen; de beëindiging van het contract van een arts door een besluit van de gouverneur na disciplinaire maatregelen; salarisverlagingen voor patiënten die weigeren een arts te bezoeken; loonsverlagingen vanwege gemiste diensten; externe factoren zoals patiënten die voor een andere zorginstelling kiezen, waardoor de premies dalen; en de impact van subjectieve criteria zoals patiënttevredenheid en rationeel medicijngebruik op de lonen. De gronden voor het beroep omvatten eveneens bezuinigingen voor zorgverleners in de thuiszorg op basis van criteria zoals diensturen, patiënttevredenheid en verwijzingspercentages.
Er werd een rechtszaak aangespannen tegen het Ministerie van Volksgezondheid, waarbij een verzoekschrift bij het Constitutionele Hof werd ingediend. Er werd gesteld dat enkele machtigingsverklaringen in de Wet op de Huisartsgeneeskunde nr. 5258 en Wet nr. 209 niet juridisch duidelijk waren.
De Raad van State stelde dat de wettelijke bepalingen die aan de betrokken regelgeving ten grondslag liggen, mogelijk ongrondwettelijk zijn en dat het Grondwettelijk Hof zich eerst over de nietigverklaring ervan moet uitspreken. De Raad benadrukte daarom dat eventuele verzoeken tot opschorting van de tenuitvoerlegging of nietigverklaring zullen worden beoordeeld op basis van de beslissing van het Grondwettelijk Hof.
*De visuele informatie van het nieuws werd verzorgd door İHA.
Habertürk