Maria José Palla. De strengheid van een kunstenaar in vele opzichten vrij

In zoveel van de beste fictie die ons uit andere tijdperken is overgeleverd, geven tragische vrouwelijke figuren hun macht op zodra ze zich meegesleurd voelen door de verrukking van een liefde. Van de Griekse mythologie tot Cleopatra of Anna Karenina, het is altijd de liefde die hen verraadt, en dus wordt van de heldin, om zich te bevrijden van dit amoureuze fatalisme, na een bepaald punt niet altijd grote passie verwacht, maar eerder een vastberaden realiteitsbesef, een merkwaardige mix van onafhankelijkheid en eer, een aanvaarding van de consequenties die haar moed op de proef stelt. Maria José Palla lijkt op deze manier te hebben geleefd, niet als een grandioze figuur die zich overgaf aan de stigma's van haar tijd, maar als iemand die de tijd, haar lichaam, haar geheugen en de kunst zelf confronteerde met een koppige en rusteloze blik, een toewijding die zich niet liet leiden door de gemakkelijke mallen van herkenning of comfort.
Fotograaf, onderzoeker en specialist in talen en literatuur, geschiedenis en kunst, Maria José Palla was gepensioneerd hoogleraar aan de Universidade Nova de Lisboa en overleed drie dagen voor haar 82ste verjaardag. Ze laat ons een omvangrijke erfenis na, een oeuvre dat zich nooit beperkte tot dit of dat. Ze leefde in constante spanning, op het kruispunt van haar beroepen en passies, tussen de academische strengheid van de Sorbonne en de radicale urgentie van het beeld. In haar fotografie, net als in haar schrijven, was alles minder een bevestiging en meer een gebaar van verzet – tegen oppervlakkige transparantie, tegen consumeerbare portretkunst, tegen de herinnering die slechts vleit en verdooft.
Als dochter van kunstenaarsouders, schilder Zulcides Saraiva en architect, fotograaf, redacteur en ontwerper Victor Palla, werd ze tijdens de Portugese dictatuur verbannen naar Parijs. Daar studeerde ze fotografie en film bij Jean Rouch, kunstgeschiedenis aan de École du Louvre en verdiepte ze zich ook in literatuur, met name renaissancetheater, Gil Vicente en de Portugese schilderkunst van de 16e en 17e eeuw. Haar blik was niet louter een vastlegging van vormen, maar een oefening in onthulling, in voortdurende rusteloosheid, een methode om de sluier van gewoonte en oppervlakkigheid te verscheuren, om te bereiken wat er onder de schijnbare stilte van de tijd pulseert. Als vertaler van onder andere Marguerite Duras en Romain Rolland onderzocht ze ook wat ongeschreven is, wat tussen de regels door te lezen valt. Haar fotografische werk is een obsessief en meedogenloos terrein. Ze maakte van zelfportretten een soort slagveld waar het zelf wordt blootgelegd, verdund en getransformeerd. Sinds de jaren tachtig fotografeert hij zichzelf dwangmatig, niet om zichzelf te heiligen of op te scheppen, maar om de confrontatie aan te gaan met zijn ouder wordende lichaam, zijn weerbarstige uiterlijk, zijn gebarsten masker. Zijn gezicht is een conflictzone waar stillevens en levende wezens zich vermengen in een verontrustende dans, waar kwetsbaarheid en kracht zich verstrengelen zonder gemakkelijke oplossing. Er worden geen concessies gedaan aan een zelfgenoegzame blik; elk beeld is een snee, een open wond.
In haar serie over haar vader wordt de relatie tussen beeld en taal een fel en delicaat samenspel, verweven met ironie, tederheid en raadsels. Victor, met zijn passie voor woordspelingen, woordspelingen en raadsels in verschillende talen, verschijnt op de foto's als een onontkoombare gesprekspartner, een personage dat ontsnapt aan de logica van traditionele portretkunst. Door middel van deze dialoog construeert Maria José een verhaal dat tegelijk persoonlijk en universeel is, waarin lachen zich vermengt met melancholie en waarin de blik een middel wordt om zich te verzetten tegen verdwijning.
Haar projecten en tentoonstellingen waren nooit vredige oefeningen in nostalgie. "Archief" en "Zelfportret als stilleven" zijn veel meer dan titels; het zijn oorlogsverklaringen aan de dood, aan de onbeweeglijkheid van het beeld, aan de illusie van een statische identiteit. Fotografie was voor haar een veld waar de tijd vertroebeld raakt, waar het lichaam oplost en zich vernieuwt in een constante, felle en treurige beweging.
Decennialang gaf Maria José Palla niet alleen les in theater of literatuur, maar vooral in rusteloosheid en kritisch denken. Haar werk over zestiende-eeuws theater en renaissanceschilderkunst, vertaald en onderzocht, verloor nooit de rode draad van het zoeken naar wat er nog te zeggen valt, naar wat zich verzet tegen vergetelheid en simplificatie. De dood wist dit felle verlangen om te denken, te kijken, zich te verzetten niet uit. In elke foto, in elk boek, in elke vertaling blijft de strengheid van haar vrijheid bestaan.
Jornal Sol