Wetenschappers: Aluminiumadjuvanten in vaccins - geen verband met verhoogd risico op ziekte

Uit een grootschalig onderzoek onder ruim 1,2 miljoen kinderen blijkt dat het gebruik van aluminiumadjuvanten in kindervaccins niet gepaard gaat met een verhoogd risico op auto-immuun-, allergische of neurologische aandoeningen.
Het artikel "Veiligheid van aluminiumadjuvanten in vaccins" is gepubliceerd op de portal Wetenschap en Gezondheid . De auteur, prof. Piotr Rzymski van de afdeling Milieugeneeskunde van de Universiteit voor Medische Wetenschappen van Poznań, bespreekt de nieuwe publicatie in "Annals of Internal Medicine".
Aluminiumadjuvanten, die al tientallen jaren in sommige vaccins worden gebruikt, zijn bedoeld om de effectiviteit van het vaccin te verhogen door de immuunrespons van het lichaam te versterken. Ondanks hun lange gebruiksgeschiedenis en goed gedocumenteerde veiligheid, komt het onderwerp regelmatig terug in de publieke belangstelling vanwege zorgen over mogelijke bijwerkingen, vooral bij kinderen. De afgelopen jaren zijn de resultaten van een van de grootste epidemiologische studies beschikbaar gekomen, die antwoorden geven op vragen over de veiligheid van aluminiumzouten in vaccinaties.
Aluminium is een van de meest voorkomende elementen in de aardkorst en wordt veel gebruikt in de voedingsmiddelen-, farmaceutische, cosmetica- en bouwsector. Het is ook aanwezig in de dagelijkse menselijke voeding. Volgens de richtlijnen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) mag de wekelijkse inname niet hoger zijn dan 1 mg per kg lichaamsgewicht. Met andere woorden, de maximale veilige inname voor een kind van één jaar, met een normaal gewicht tussen 7,5 en 12,5 kg, is 7,5-12,5 mg per week, oftewel 1,1 tot 1,8 mg per dag.
Vaccins die geïnactiveerde micro-organismen of fragmenten daarvan bevatten (bijv. eiwitten, polysacchariden) gebruiken doorgaans adjuvantia om de immuunrespons na toediening te versterken. Dit maakt effectieve immunisatie met minder doses mogelijk. Vaccinadjuvantia omvatten diverse stoffen, maar enkele van de meest gebruikte zijn aluminiumzouten, hydroxide of fosfaat. Aluminium in deze vorm is aanwezig in vaccins tegen difterie, tetanus, kinkhoest, hepatitis B en pneumokokken – preparaten die in de vroege kinderjaren worden toegediend. De aluminiumconcentratie in een enkele dosis van dergelijke vaccins varieert van 0,1 tot 0,8 mg. Dit is ongeveer 10 keer lager dan de maximale veilige inname die is vastgesteld door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en aanzienlijk lager dan het maximaal toegestane aluminiumgehalte in een enkele dosis vaccins, dat volgens de Europese Farmacopee niet hoger mag zijn dan 1,25 mg.
Deense bevolkingsstudieOm de potentiële risico's van aluminium in vaccins te beoordelen, werden gegevens geanalyseerd van meer dan 1,2 miljoen kinderen die tussen 1997 en 2018 in Denemarken geboren zijn. Deze informatie was afkomstig uit nationale gezondheidsregisters en maakte het mogelijk om de gezondheid van kinderen tot 5 jaar, en in sommige gevallen tot 8 jaar, te volgen. Dankzij het gestandaardiseerde vaccinatiesysteem was het mogelijk om de aluminiumdosis die elk kind kreeg, nauwkeurig te bepalen en deze te vergelijken met de incidentie van verschillende ziekten.
Onderzoekers analyseerden het verband tussen de hoeveelheid aluminium in vaccinaties en het risico op het ontwikkelen van 50 ziekten, waaronder 36 auto-immuunziekten (zoals diabetes type 1 en jeugdreuma), 9 allergische aandoeningen (zoals astma en atopische dermatitis) en 5 neurologische ontwikkelingsstoornissen (zoals autisme en ADHD). De resultaten werden gepubliceerd in de Annals of Internal Medicine.
Duidelijke onderzoeksresultaten: aluminiumadjuvanten zijn veiligEr is berekend dat een gemiddeld kind ongeveer 3 mg aluminium binnenkrijgt via vaccinaties gedurende de eerste twee levensjaren. Recente studies hebben aangetoond dat de gemiddelde concentratie aluminium in moedermelk ongeveer 58 µg per liter bedraagt. Dit betekent dat een zuigeling die borstvoeding krijgt dagelijks tussen de 29 en 58 µg van dit element binnenkrijgt. Met andere woorden, binnen 50 tot 100 dagen krijgt een kind een hoeveelheid aluminium via moedermelk binnen die vergelijkbaar is met die in alle vaccins die in de eerste twee levensjaren worden toegediend.
Bovendien vond de analyse geen verband tussen de hoeveelheid aluminium die via vaccins werd toegediend en een verhoogd risico op het ontwikkelen van een van de bestudeerde ziekten. De studie had een hoge statistische power, waardoor zelfs zeer kleine verschillen konden worden gedetecteerd, wat de resultaten geloofwaardig maakt. Bovendien werd voor sommige neurologische ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme en ADHD, een omgekeerd verband waargenomen: een hogere aluminiuminname ging gepaard met een iets lager risico op het ontwikkelen ervan. De onderzoekers schrijven dit effect waarschijnlijk toe aan de algemene effectiviteit van vaccinaties bij het voorkomen van infectieziekten die de neurologische ontwikkeling van kinderen kunnen beïnvloeden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt het gebruik van aluminiumadjuvantia in pediatrische vaccins niet geassocieerd met een verhoogd risico op auto-immuunziekten, allergische aandoeningen of neurologische ontwikkelingsstoornissen. Vanwege de omvang, nauwkeurigheid en duur van de follow-up levert de Deense studie sterk bewijs voor de veiligheid van deze stoffen in het kader van vaccinprofylaxe.
Het is ook belangrijk om te onthouden dat volgens schattingen vaccinaties tegen alleen al 14 ziekten, die sinds 1974 zijn ingevoerd, wereldwijd 154 miljoen mensen, voornamelijk kinderen, van een vroegtijdige dood hebben gered. Elk van deze geredde levens heeft gemiddeld 66 gezonde levensjaren gewonnen. Dit betekent dat deze vaccinaties de mensheid in totaal 10 miljard levensjaren hebben opgeleverd.
In een wereld vol geweld, oorlog en haat zijn vaccinaties een eenvoudige, alledaagse daad van humanisme: ze verlengen het leven, beschermen de gezondheid en geven kinderen een toekomst.
De volledige tekst komt van de website: Wetenschap en Gezondheid – onauce.ump.edu.pl
zan/
naukawpolsce.pl