Regionale vraag naar artsen en co.: het Constitutionele Hof beperkt de staatsmacht

Met zijn arrest nr. 114 van 2025 verklaarde het Grondwettelijk Hof artikel 5 van Wetgevend Besluit nr. 73 van 2024 (Spoedeisende maatregelen ter vermindering van de wachttijden voor zorgverlening) ongrondwettelijk voor zover het: a) de ministers van Volksgezondheid en van Economie en Financiën de bevoegdheid verleent om driejarenplannen voor de regionale behoefte aan zorgpersoneel goed te keuren (tweede zin van lid 2); b) de compenserende maatregelen die de gewesten moeten nemen om de uitgaven voor zorgpersoneel te verhogen, onderwerpt aan een toetsing van hun geschiktheid door de minister van Volksgezondheid en de minister van Economie en Financiën (tweede zin van lid 2).
Dit staat in het licht van artikel 117, leden 3 en 4, van de Grondwet, waarin aan de regio's "gelijktijdige wetgevende bevoegdheid inzake gezondheidsbescherming en residuaire bevoegdheid inzake organisatorische aangelegenheden" wordt toegekend, alsmede artikel 6, lid 4, van wetgevend besluit nr. 165 van 30 maart 2001, waarin de vaststelling van het driejarig personeelsbehoefteplan (PTFP) wordt toegewezen aan de "hoogste organen van de administraties", en ten slotte het besluit van het Departement van Ambtenarenzaken van 8 mei 2018 (Richtlijnen voor het opstellen van personeelsbehoefteplannen door overheidsadministraties), waarin staat dat "het PTFP wordt vastgesteld door het orgaan dat verantwoordelijk is voor de uitoefening van de politieke leidingsfuncties en wordt goedgekeurd overeenkomstig de desbetreffende regelgeving."
Het Constitutionele Hof heeft echter verklaard dat de eerste zin van paragraaf 2 van artikel 5 van het voornoemde Constitutionele Hof in overeenstemming is met de Grondwet, voor zover het aan een of meer besluiten van de Minister van Volksgezondheid, in overeenstemming met het Ministerie van Economie en Financiën, na overleg op de Conferentie van Staat en Regio's, de goedkeuring delegeert van een "methodologie voor het bepalen van de personeelsbehoeften van de entiteiten van de Nationale Gezondheidsdienst (SSN)" met het oog op het bepalen van de daarmee samenhangende uitgaven, binnen het kader van de financiering van de nationale gezondheidszorgbehoefte.
Deze bepaling, zo betoogt het Constitutionele Hof, kan op zichzelf de bestaande sociaaleconomische verschillen tussen Italiaanse regio's niet vergroten of overbruggen, noch het recht op gezondheidszorg schenden, noch inbreuk maken op de wetgevende bevoegdheid die artikel 117 van de Grondwet aan de regio's toekent. Bovendien werd de implementatie van deze methodologie bepleit door het Nationaal Agentschap voor Regionale Gezondheidsdiensten (Agenas): "... Er is nog geen model ontwikkeld om de behoefte aan zorgpersoneel op nationaal niveau in termen van effectiviteit te definiëren, terwijl er weinig en fragmentarisch statistisch bewijs is over de personeelsbehoefte op lokaal niveau... Bovendien is er met betrekking tot personeel dat voor lokale diensten wordt ingezet, vrijwel geen literatuur over het definiëren van de behoeften..."
ilsole24ore