Friederike Mayröcker was haar eigen Gesamtkunstwerk. In haar Weense papiergrot schreef en tekende ze haar hele leven.


De chaos in haar Weense appartement was legendarisch. Af en toe zag men foto's van haar studeerkamer. Het leek wel een tijdelijke opslagruimte voor oud papier. Overal waar ruimte was, lagen stapels papier en aantekeningen, zonder duidelijke orde: op de boekenplanken, op de gestoffeerde fauteuils, in wasmanden, met wasknijpers aan de televisieantenne bevestigd. Ergens daartussenin zat de dichteres met haar Hermesbaby. Weinigen zagen het met eigen ogen, want jarenlang liet Friederike Mayröcker vrijwel alleen vertrouwelingen in haar appartement toe. Waarschijnlijk was dit niet uit schaamte. Ze wilde haar bezoekers gewoon niet in verlegenheid brengen.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
Voor haar was het de normaalste zaak van de wereld. Ze kon niet anders leven, en al helemaal niet anders werken – wat voor haar sowieso hetzelfde was. Haar leven was haar werk, en haar werk was haar leven. Ze kon zich een leven zonder schrijven niet voorstellen, zei ze ooit. Later trok ze die uitspraak in; naarmate ze ouder werd, kwam het haar arrogant en zielig over.
Haar werkplek was, in radicale zin, haar leven: "Dit appartement en ik – we zijn één", zei ze in 1989. En 's nachts schijnt de maan soms op de typemachine. "Dan gloeien deze types, en soms lijkt het net een gigantisch gebit." Ook de typemachine was allang een deel van haar geworden. Maar ze kon zich een leven zonder niet meer voorstellen. Daarom had ze een kleine voorraad reserveapparaten.
Claudia Larcher, Oostenrijkse Nationale Bibliotheek, 2019. Pro Litteris, Zürich
Ze had altijd al geschreven, zelfs als kind. Geboren in Wenen in 1924, schreef ze haar eerste literaire teksten op 15-jarige leeftijd. In 1946 werd ze lerares Engels, waar ze in 1969 tijdelijk verlof van nam. Tegen die tijd had ze een paar boeken gepubliceerd en een klein inkomen verdiend met hoorspelen. Ze deelde haar leven al lang met de dichter Ernst Jandl. En ze schreef, schreef, en schreef zonder ophouden. Aan het einde van haar carrière had ze meer dan 100 boeken geschreven.
Dit onophoudelijke schrijven is nu op zijn mooist te beleven in het Strauhof Literaturmuseum in Zürich. Het onophoudelijke geratel van haar typemachine is op de achtergrond te horen als soundtrack bij de onlangs geopende tentoonstelling over het leven en werk van de Weense auteur. Een film die continu wordt afgespeeld, wacht bezoekers direct aan het begin van de rondleiding. Friederike Mayröcker zit aan haar met papier beladen bureau, pakt hier en daar een stukje papier en typt met adembenemende snelheid wat ze ooit heeft opgeschreven. Het lijkt willekeurig, maar de transcriptie en samenvoeging van de vele fragmenten tot een geheel lijken een mysterieus plan te volgen.
Haar tijd is de ochtend, zei ze ooit, en terwijl ze nog in bed ligt, rond vijf uur 's ochtends, begint ze aan haar aantekeningen: "Ik droom in woorden en zinnen, dan word ik wakker en moet ik alles opschrijven. Om er zeker van te zijn dat er niets verloren gaat, leg ik pen en papier naast me op mijn nachtkastje. Het zijn enorme vellen papier, die ik schuin houd en waarop ik krabbel."
Zulke zelfbeschrijvingen moeten letterlijk worden genomen. Als ze "smear" zegt, bedoelt ze dat ook. Daar is niets denigrerends aan; het heeft eerder te maken met Friederike Mayröckers januskop. Ze is een zeer artistieke dichter, maar tegelijkertijd heeft ze een "kinderziel", zoals ze zelf zegt. "Ik kan ongelooflijk dom en kinderlijk zijn." Terwijl ze de melancholische kant van haar persoonlijkheid in haar schrijven uitdrukt, uit ze haar dwaze en uitbundige aard in haar tekeningen.
Een liefdesbrief voor Ernst JandlEen van de bijzondere voordelen van de Strauhof-tentoonstelling is de sterke focus op de tekeningen van Friederike Mayröcker. Veel hiervan is nog grotendeels onontgonnen; in ieder geval is het weinig bekend dat de dichteres ook een echte, zij het naïeve, illustrator was. Daardoor nam ze hierin grotere vrijheden en was ze ongeremder dan in haar schrijven. "Er zijn dus dingen waarvoor ik geen woord of zin kan vinden. Door te tekenen kan ik ze pakken."
Een van de mooiste tentoonstellingen in de Strauhof is een foto die Mayröckers ondeugende karakter vastlegt. Daarop houdt ze een kinderlijk schematisch zelfportret voor haar gezicht, waarbij haar echte pony over de getekende pony valt. Je hoort haar bijna inwendig grinniken om haar grap, maar tegelijkertijd voel je dat ze iets voor het nageslacht heeft bereikt.
Sommige tekeningen zijn terloops gemaakt en daardoor des te ontroerender. Dit geldt met name voor een brief die Mayröcker in november 1971 aan haar partner schreef. Op de voorkant tekende ze twee olifanten: een grote met de inscriptie "Ernst" op de slurf, en een kleine, nog niet eens halverwege de voorpoot van de grote, met de inscriptie "Fritzerl" op de slurf. De tekening heeft als onderschrift "De grote, lieve / en de kleine, lieve / Olifant / Kusjes f." De grote olifant draagt een bordje om zijn nek met de tekst "Austin", en de kleine met de tekst "Wien".
Op de achterkant schrijft Mayröcker: "Ik tekende dit vanochtend voor je terwijl ik het ontbijt klaarmaakte, en de melk kookte over en brandde aan – wauw – / vandaag is het weer stralend blauw buiten / KUSSEN f." Het is een eigenzinnige, idiosyncratische liefdesverklaring aan Ernst Jandl, die dat jaar als schrijver op bezoek was in Austin, Texas.
Terwijl de bijna levensgrote groothoekopnamen van Mayröckers chaotische werkkamer in de Strauhof een gevoel van beklemming oproepen, onthullen deze miniaturen juist de tedere, zelfs kwetsbare kant van de dichter. Nu begrijp je dat er niets kinderlijks is aan Mayröckers "kinderlijke ziel". Dit verwijst naar de creatieve chaos van haar papieren grot, de ondeugendheid van haar tekeningen en, last but not least, het duistere karakter van haar literaire werk, waarin ze zich voortdurend door de vreugden en het verdriet van het bestaan heen worstelde.
“Friederike Mayröcker – ik denk in langzame flitsen”, Strauhof Zürich, tot 7 september, catalogus CHF 45,50.
nzz.ch