De oorlog is terug en Duitsland is er niet op voorbereid: hoe het leger en de samenleving vervreemd zijn geraakt


Waarom militair? Deze vraag werd in Duitsland steeds vaker gesteld na het einde van de Koude Oorlog. En hoe langer het duurde, hoe meer een antwoord overbodig leek. Volgens de legerinspecteur was de Bundeswehr dan ook ‘blanco’ toen de Russische invasie van Oekraïne ruim drie jaar geleden begon.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Dit wordt momenteel geblokkeerd door uw browser of advertentieblokkering.
Pas de instellingen aan.
Tegen deze achtergrond lijkt het misschien verrassend om te vragen: waarom militaire geschiedenis? Stig Förster stelt deze vraag aan het begin van zijn monumentale werk “Duitse Militaire Geschiedenis” – en terecht. Ook op deze vraag is de afgelopen decennia veelal negatief gereageerd, zoals de emeritus hoogleraar moderne algemene geschiedenis aan de Universiteit van Bern aangeeft.
Zelfs onder historici was er weinig belangstelling voor militaire geschiedenis, en aan Duitstalige universiteiten speelde het nauwelijks een rol. Toch is het, zoals Förster aantoont, wezenlijk een integraal onderdeel van de algemene geschiedenis. Of dat zou het moeten zijn. Al duizenden jaren lang hebben het leger en oorlogen een grote invloed op de ontwikkeling van de mensheid. Militaire geschiedenis is volgens Förster te belangrijk om over te laten aan ‘wapengekken en generaals die achter het bureau zitten’.
Försters presentatie van de geschiedenis van militaire gebeurtenissen neemt deze eis serieus. Het is niet alleen op veel manieren verweven met wat door de eeuwen heen geografisch als ‘Duitsland’ werd aangeduid en in de hedendaagse tijd als ‘Duits’ wordt beschouwd. Ook internationaal is het sterk verweven. Onder militaire geschiedenis verstaan we de interactie tussen verschillende militaire organisaties: op het slagveld, in militaire theorie, in militaire systemen en in technische kennis.
Politiek en oorlogFörster besteedt veel aandacht aan de analyse van internationale ontwikkelingen – of het nu gaat om de effecten van de Franse Revolutie en Napoleon op het militaire systeem in Europa of de ontwikkeling van de Duitse marine voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog in verband met de wapenwedloop met Groot-Brittannië. Of de geschiedenis van de twee Duitse staten in de voormalige Koude Oorlog. Ook wordt ingegaan op de rol van Duitse militairen buiten Europa in de context van het imperialisme en kolonialisme van de 19e eeuw tot 1918, en op de operaties van de Bundeswehr buiten het eigen gebied sinds de jaren 1990.
Förster beroept zich op Carl von Clausewitz als getuige van het feit dat de politiek, en dat dit ook vandaag de dag nog geldt, het doel van de oorlog bepaalt en daarmee een beslissende invloed heeft op de oorzaken, het verloop en het einde ervan. Wat Förster zegt over de opzet van het leger in vredestijd, geldt ook voor de huidige debatten over Duitslands 'oorlogsvermogen': de structuur, organisatie, uitrusting, bewapening en maatschappelijke rol van het leger worden grotendeels bepaald door de intenties van de politieke leiding.
Förster concludeert dat de politieke situatie niet kan worden begrepen zonder militaire geschiedenis. Het verloop van de Dertigjarige Oorlog werd grotendeels bepaald door de politieke ontwikkelingen binnen het Heilige Roomse Rijk, en in toenemende mate door de belangen en ambities van buitenlandse mogendheden. Ook Förster beschouwt het bewapeningsbeleid van het Duitse Keizerrijk tussen 1871 en 1914 als een zeer politieke gebeurtenis. Het grillige en vaak tegenstrijdige verloop ervan werd niet bepaald door militaire behoeften, maar door politiek.
Voor Förster wordt de politieke geschiedenis op haar beurt onderbouwd door de sociale geschiedenis. Volgens hem zijn politieke structuren immers essentieel gebaseerd op maatschappelijke omstandigheden. In de 18e eeuw zag de politiek er in een staat waarin de adel en de geestelijkheid de boventoon voerden, anders uit dan in de massasamenleving die in de tweede helft van de 20e eeuw door het kapitalisme werd gekenmerkt. En dat had weer gevolgen voor het leger.
De burger als soldaatHet leger van Frederik in Pruisen bestond dus niet alleen uit een officierskorps bestaande uit edelen, maar ook uit huurlingen en dienstplichtigen uit de lagere plattelandsklasse. Het concept van de burger-soldaat werd pas na de Franse Revolutie ingevoerd. Het leidde uiteindelijk tot een algemene dienstplicht. Momenteel wordt in Duitsland gesproken over de herinvoering daarvan. In zijn eerste regeringsverklaring kondigde bondskanselier Friedrich Merz aan dat hij van de Bundeswehr het sterkste conventionele leger van Europa wilde maken.
Ook wat Förster opmerkt over maatschappelijke veranderingen, die een grote invloed hebben op de politieke en militaire ontwikkeling, lijkt uiterst actueel: de economische en financiële geschiedenis is in deze context minstens zo belangrijk. Al in de 16e en 17e eeuw had de zwakte van de vroegmoderne staten op dit gebied een aanzienlijke impact op het militaire systeem van die tijd. Wie hoeft er niet na te denken over de huidige situatie in Europa?
Iedereen die de vraag stelt: "Waarom het leger?" vindt u duidelijke antwoorden in het monumentale boek van Stig Förster. We hopen dan ook dat “Duitse Militaire Geschiedenis” veel lezers zal hebben. Bij het lezen wordt steeds weer duidelijk hoe centrale militaire aspecten de politiek en de samenleving bepalen. En hoezeer de debatten over defensie, de noodzaak ervan en de financiële uitgaven die daarvoor nodig zijn, worden gekenmerkt door blinde vlekken, met name in Duitsland.
Stig Förster: Duitse militaire geschiedenis. Van de vroegmoderne tijd tot heden. C.-H.-Beck-Verlag, München 2025. 1294 pp., CHF 65.–.
nzz.ch