De Nederlandse duivel heet Hans – Karl Ove Knausgård heeft een Faust-roman geschreven


Hendrik Schmidt / DPA / Keystone
Op een klein Noors eiland bereidt een man in zijn beste jaren zelfmoord voor. We komen de reden pas aan het einde te weten. Het is een tragisch ongeluk dat de precaire situatie van de man volledig blootlegt. Voordat hij zelfmoord pleegt, wil hij het echter opschrijven – als een daad van verantwoording en boetedoening: "Ik schrijf (...) zelf," zegt hij. En hij blikt terug op 1985. "De school van de nacht" van Karl Ove Knausgård is een klassieke raamvertelling.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
De suïcidale man op het eiland is Kristian Hadeland. In 1985 was hij twintig, studeerde fotografie aan een kunstacademie in Londen en had hij de banden met zijn familie in Noorwegen verbroken. Vanaf het begin is het duidelijk dat Hadeland geen compromissen wil sluiten. De jongeman, zoals ze zeggen, doet zijn eigen ding; hij is ambitieus, zelfingenomen en meedogenloos. En gezegend met een zelfvertrouwen dat vaak overschat lijkt.
De duivelse HansAls kunstenaar ziet hij zijn "toekomst in het monumentale" (dit doet denken aan Anselm Kiefer, die Knausgård onderzocht in zijn essayistische monografie "Het bos en de rivier"). Hadeland haat niets meer dan afhankelijkheid, en daarom houdt hij noch van de kindertijd, omdat die je afhankelijk maakt van volwassenen, noch van een vaste relatie. Radicale "apathie" is de oplossing om echt vrij te zijn.
Er is maar één relatie waaraan hij niet kan ontsnappen; niet seksueel, maar intellectueel en psychologisch. Het is met Hans, een tien jaar oudere Nederlander die steeds duivelser lijkt en experimenteert met biologie en technologie. Deze Hans zal hem tot het bittere einde vergezellen (zelfs als hij er niet bij is), waardoor hij zich bewust wordt van zijn zwakheden en het feit dat succes en vervulde verlangens een prijskaartje hebben.
Via Hans ontmoet Hadeland theaterregisseur Vivian, die met haar gezelschap Christopher Marlowes "Doctor Faustus" opvoert. Dit is bijna overdreven, want inmiddels zou het ons wel duidelijk moeten zijn dat de Nederlander Hans een 20e-eeuwse Mephistopheles is.
In tegenstelling tot Goethe geloofde Marlowe, ruim tweehonderd jaar later, wel in de duivel. Hadeland ook, in die zin dat hij, net als Marlowe, de duivel van nature als kwaadaardig beschouwt, maar des te meer als iemand die verlies en verlangen kent. Een gevallen engel. Hans, de Nederlandse Mephistopheles, overtuigt hem er zelfs van dat de schaduw op Daguerres beroemde foto "Boulevard du Temple" geen voorbijganger is die zijn schoenen laat poetsen, maar – de duivel.
Kristian, verwaand, humorloos, snel beledigd en gemeen, zou alles doen voor succes. Zelfs zijn ziel verkopen? Hij is op zoek naar het bovennatuurlijke en het ondergrondse, het 'diepere'.
Is dat waarom wij, als lezers, geboeid blijven? Omdat Knausgård, net als zijn held, streeft naar het 'monumentale', een epische totaliteit? En omdat zijn stijl niet bepaald monumentaal is; hij schrijft alsof hij spreekt, alsof gedachten door je hoofd razen.
Ook zijn Hadeland denkt voortdurend. En waggelt en struikelt en kruipt en tast door het leven. Zijn gedachten kunnen absoluut ongewoon zijn, maar soms ook gewoon vlak. Hij dwaalt, hij dwaalt verder: met elk beeld dat hij voor zich ziet (in zijn hoofd of in de werkelijkheid). Toch sleept het je mee, misschien omdat Knausgård er juist in slaagt een verbinding te leggen tussen pop en onderwijs, tussen tijdsgeest en existentiële vragen.
Het leven gaat doorKnausgård is een auteur van de eeuwigheid. Niet alleen omdat hij graag over leven, dood en eeuwigheid schrijft, maar ook omdat zijn verhalen eeuwig duren. Met "De School van de Nacht" hebben we het vierde deel van zijn "Morgenster"-serie voor ons – en er komt minstens een vijfde.
Daarmee negeert Knausgård literaire regels, zoals het idee dat een verhaal een begin en een einde kan hebben. Hij kan simpelweg geen einde vinden. Het is dan ook verrassend dat de nieuwe roman zo compleet lijkt. En trouwens, hij lijkt het meest op Knausgårds project, "Min Kamp", ook al beweert de auteur in een voorwoord dat zijn held "geen wortels in de werkelijkheid" heeft.
Maar uiteindelijk blijft ook "De School van de Nacht" een open einde hebben. Hadeland veinst aanvankelijk alleen zijn zelfmoord om in alle rust zijn levensbekentenis te kunnen schrijven. De daadwerkelijke daad vindt echter nooit plaats, want de prijs voor het behalen van succes is dat wensen niet meer worden vervuld. Zelfs de wens om te sterven niet. Dus, net als in Knausgårds romans, gaat het leven door, wat er ook gebeurt.
En als de dood dan toch komt? Is het leven dan voorbij? Of gaat het op de een of andere manier door? Hier komt religie in het spel. Geloof speelde al een belangrijke rol in "De Morgenster", het eerste deel van de cyclus (Duits 2022). Hoewel Knausgård geen religieuze auteur genoemd kan worden, kan hij wel omschreven worden als iemand die religie serieus neemt.
Dit omvat ook het verduidelijken van het verschil tussen 'geloven' en 'weten'. Dit leidt vaak tot de lastige situatie waarin wat we denken te weten, ons eigenlijk niet duidelijk is. Of dat we onze ogen sluiten voor wat we vermoeden maar niet kunnen weten. Dit is Karl Ove Knausgårds belangrijkste thema.
Karl Ove Knausgård: De school van de nacht. Roman. Vertaald uit het Noors door Paul Berf. Luchterhand-Verlag, München 2025. 670 pp., Fr. 39.90.
nzz.ch